De relatie tussen persoonlijkheid en creativiteit

Persoonlijkheid en creativiteit

De samenhang tussen de persoonlijkheidsfactoren Openheid en Doelmatigheid van de Big Five.

De ongerichte concentratie als voorwaarde voor creativiteit 

Csikszentmihalyi (2008) beschrijft creativiteit als het verrichten van daden, het genereren van ideeën of het ontwikkelen van producten die een bestaand gebied veranderen of die een bestaand gebied veranderen in een nieuw gebied. Het gaat dus om het creëren van iets, op een creatieve maar ook effectieve en doelmatige wijze. Volgens Csikszentmihalyi (2008) is een creatie, iets tot stand brengen, afhankelijk van een aantal persoonlijkheidsfactoren. Naast openheid (bestaande uit fantasie en nieuwsgierigheid) kan vertrouwen in eigen doelmatigheid een belangrijk ingrediënt zijn om tot een creatie te komen. In dit onderzoek wordt de vraag beantwoord welke persoonlijkheidsfactoren samenhangen met creativiteit. Door voorspellende factoren van de NEO-PI-R-persoonlijkheidsvragenlijst met elkaar in verband te brengen, is onderzocht of er een aanwijsbaar verband is tussen creativiteit en doelmatigheid. Hierbij wordt gefocust op de volgende vraag: draagt een neiging tot doelmatigheid bij aan je creativiteit of doet het daar juist afbreuk aan? Daarnaast worden twee centrale begrippen geïntroduceerd: ‘flow’ en ‘growth mindset’. Beide begrippen blijken veelbelovend te zijn in het onderzoek naar creativiteit.  

In een recent verschenen boek, Denk als een kunstenaar, wordt door Will Gompertz (2016) gesteld dat iedereen creatief kan zijn. Daarvoor is het volgens hem belangrijk om ruimdenkend te zijn, geldende regels te doorbreken en een eigen gezichtspunt te vinden. Ook Csikszentmihalyi(2008) geeft aan dat uit zijn onderzoek onder creatieve mensen naar voren is gekomen dat zij ondernemend en los van bestaande regels hun eigen pad bepalen. Juist de complexiteit van hun karakter en het egocentrisch maken van keuzes maakt dat zij een eigen koers kunnen varen. Plichtsgetrouwheid, het effectief uitvoeren van je werkzaamheden volgens de algemeen geldende regels, lijkt daardoor een contra-indicatie van creativiteit te zijn. In dit onderzoek wordt dan ook verwacht dat er een negatieve relatie bestaat tussen plichtsgetrouw handelen en creativiteit.  

Ten eerste kan hierbij worden gekeken naar de factor doelmatigheid. Iemand die hoog scoort op deze factor, heeft het gevoel dat hij of zij georganiseerd en efficiënt te werk gaat (Costa & McCrae, 1995). Creativiteit wordt in dit onderzoek geoperationaliseerd door de fantasie-factor van de NEO-PI-R-persoonlijkheidsvragenlijst. Iemand die hoog scoort op deze factor heeft een actieve en levendige fantasie, kan zich verliezen in dagdromen om een interessant innerlijk leven te creëren (Costa & McCrae, 1995) en is in die zin een creatief en oorspronkelijk denker. Mensen die zeer doelmatig te werk gaan en efficiëntie nastreven, hebben over het algemeen een lage fantasie. Dat blijkt uit het onderhavige onderzoek, waarin een significante negatieve relatie werd gevonden tussen doelmatigheid en fantasie (zie Bijlage A voor de exacte correlaties). Dit is te verklaren vanuit de dagelijkse werkpraktijk van uitvoerende beroepen maar ook van beroepen binnen de zorg, een groep die hoog vertegenwoordigd is in de steekproef van het onderhavige onderzoek (zie Bijlage B). In deze werkpraktijk wordt een gebrek aan controle gezien als een risico op het maken van meer fouten. Bij bijvoorbeeld een verpleegkundige staat het uitvoeren van regelgeving hoog op de prioriteitenlijst. Op discipline en controle wordt sterk beroep gedaan en dit zijn daarmee gunstige factoren voor het selectieproces. Het feit dat er binnen deze groep weinig fantasie en veel doelmatigheid en controlebehoefte naar voren komt, wordt daarmee mede verklaard. 

Ook werd er in het onderhavige onderzoek een significante negatieve relatie gevonden tussen fantasie en plichtsgetrouw handelen: een hoge fantasie hangt over het algemeen samen met een matige plichtsgetrouwheid (zie Bijlage A). Mensen die een rijke fantasie hebben, veel dagdromen en fantaseren over nieuwe ideeën en mogelijkheden, zijn dus minder plichtsgetrouw en werken minder volgens de regels. Plichtsgetrouwe mensen hebben daarentegen een minder rijke fantasie en zijn meer bezig met de geldende regels en normen en durven daar niet vanaf te wijken, ook niet wanneer dat wellicht meer effectiviteit oplevert. Daarmee kan de vraag worden gesteld of plichtsgetrouw zijn eigenlijk wel zo positief is. Doelmatig en plichtsgetrouw te werk gaan leidt misschien tot een nauwe naleving van de regels, maar ruimte voor nieuwe ideeën heeft dan niet de prioriteit. Als plichtsgetrouwe mensen iets eigenzinniger worden, zou dit dan kunnen leiden tot een toename van creatieve ideeën, vernieuwingen en wellicht op termijn effectiviteitsverbeteringen? 

Een belangrijk begrip dat hierbij geïntroduceerd wordt, is ‘flow’ (Csikszentmihalyi, 1997). In dit onderzoek wordt flow gezien als een combinatie van eigenzinnigheid (of, met andere woorden: een lage plichtsgetrouwheid) en doelgerichtheid. Om dat te kunnen begrijpen is een uitgebreidere uitleg van het begrip flow vereist. Flow verwijst naar een toestand van optimale ervaring waarin iemand volledig opgaat in zijn bezigheden en niet zozeer bezig is met datgene wat van hem gevraagd wordt, maar met hetgeen waarvoor hij intrinsiek gemotiveerd is. In een staat van flow ben je zeer gefocust, doe je wat er in je opkomt, heb je een duidelijk doel voor ogen en hoewel het behalen van dat doel een flinke uitdaging is, behoud je de controle over de situatie, voel je je volledig betrokken en ben je bovendien in staat je bezigheden succesvol te volbrengen (Csikszentmihalyi, 1997). Op welke manier je je doel bereikt is aan jou, maar het liefst zo productief mogelijk. Je bent dus niet zozeer bezig met het opvolgen van de regels, maar je gaat wél creatief te werk en je bent zeer gemotiveerd om effectief te werken en verbeteringen door te voeren. 

Bij mensen die vaak in een staat van flow komen, wordt verwacht dat zij laag scoren op plichtsgetrouwheid en hoog op doelgerichtheid. In het huidige onderzoek werd echter een significante positieve relatie gevonden tussen plichtsgetrouwheid en doelmatigheid (zie Bijlage A): de steekproef scoorde gemiddeld zowel hoog op plichtsgetrouwheid als op doelmatigheid. Daarmee kan worden gesteld dat deze mensen relatief weinig in een staat van flow terechtkomen tijdens het uitvoeren van hun werk of andere bezigheden. Dit kan mogelijk verklaard worden door het feit dat de uitvoerende werkzaamheden vanuit de dagelijkse werkpraktijk in de zorg tegenwoordig zo gestructureerd en ingeregeld worden, dat hierin de ruimte voor creativiteit niet geboden of gestimuleerd wordt. Doelmatigheid wordt hier geoperationaliseerd naar effectief zijn en dat is weer afhankelijk van wat het doel van je vraagt. Gevolg is dat door de kandidaten niet echt beoordeeld kan worden of hun effectiviteit en doelmatigheid groter wordt wanneer zij zich minder plichtsgetrouw gedragen. Dit zou een nieuwe vraagstelling kunnen vormen voor een vervolgonderzoek. 

Uit eerdere onderzoeken blijkt dat mensen wel vijf keer productiever zijn wanneer zij in een staat van flow verkeren (Cranston & Keller, 2013). Ook ervaren zij op die momenten een veel hogere werktevredenheid. Het zou dus heel waardevol zijn als iemands vermogen om in een staat van flow te komen, bevorderd kan worden. Een manier om dit vermogen te bevorderen, is het ontwikkelen van een ‘growth mindset’. 

Iemand met een growth mindset gelooft dat je je kwaliteiten kunt ontwikkelen en dat iedereen kan groeien door hard te werken en ervaring op te doen (Dweck, 2006). Dit in tegenstelling tot mensen met een fixed mindset, die geloven dat hun persoonlijke eigenschappen vaststaan en zeer moeizaam aan veranderingen onderhevig zijn. Volgens Csikszentmihalyi (2008, p. 121) worden mensen van oudsher geprikkeld door twee verschillende overlevingsmechanismen: de drang tot schepping en de kracht van de entropie. De drang tot schepping vergt veel inspanning van ons, terwijl de entropie inhoudt dat we een zo gering mogelijke inspanning leveren. Beide mechanismen zijn noodzakelijk en laten ons voldaan en op ons gemak voelen. Aan de ene kant is er dus het gebod van de minste inspanning en aan de andere kant de eis van groei en creativiteit. Welke neiging wint, verschilt per persoon. Om vooruit te komen is het echter belangrijk dat mensen voldoende geprikkeld worden door het genot dat uitdagingen met zich meebrengen en door het plezier dat ontdekkingen opleveren (Csikszentmihalyi, 2008). Hiertoe is het van belang om een growth mindset te ontwikkelen, om de noodzaak tot verandering en verbetering hoger in te schatten dan de neiging tot ontspanning. 

Een growth mindset bestaat uit een combinatie van drie persoonlijkheidstrekken: ten eerste optimisme, ten tweede open staan voor veranderingen en ten derde het hebben van een rijke fantasie, dingen tot de verbeelding laten spreken, wat zich bijvoorbeeld uit in dagdromen. Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat deze drie begrippen, optimisme, veranderingen en fantasie, een significante positieve relatie met elkaar hebben. Deze drie begrippen zijn dus sterk aan elkaar gerelateerd en vormen samen één concept. Dat concept noemen we de growth mindset. Verwacht wordt dat er een positieve relatie bestaat tussen flow (de combinatie van eigenzinnigheid en doelgerichtheid) en growth mindset: mensen met een werkhouding die gericht is op veranderen en verbeteren worden geacht vaker in een staat van flow terecht te komen tijdens het uitvoeren van hun werk. Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat er inderdaad een significante positieve relatie bestaat tussen flow en growth mindset (zie Bijlage A).Gezien de grote voordelen van flow verdient het aanbeveling om het ontwikkelen van een growth mindset te stimuleren bij werknemers, als je wil dat zij met meer creatieve ideeën, vernieuwingen en verbeteringen met betrekking tot het werk komen. Volgens Elmore (2016) is de ontwikkeling van een growth mindset bij uitstek te bevorderen door het geven van positieve, constructieve feedback. Hierbij kan bijvoorbeeld worden benadrukt dat fouten gezien moeten worden als mogelijkheden om te leren. 

Bijlage A: Correlaties


Pearson Correlaties tussen Fantasie (creativiteit), Doelmatigheid, Plichtsgetrouwheid, Flow en Growth mindset. 

 Fantasie (creativiteit)DoelmatigheidPlichtsgetrouwheid FlowGrowth mindset
Fantasie (creativiteit)     
Doelmatigheid-.095**   
Plichtsgetrouwheid -.171**.466**–   
Flow .089**.429**-.598**–  
Growth mindset .681**.127**.011.104**

Noot: N = 941, *p < .05, **p < .01. 

Bijlage B: Demografische kenmerken

Demografische Kenmerken van de deelnemers, uitgesplitst naar Leeftijd. 

  N
Leeftijdscategorie25 – 30 jaar31 – 35 jaar 36 – 40 jaar 41 – 45 jaar 46 – 50 jaar 51 – 55 jaar 56 – 60 jaar  4593159 190 262 222 98 


Demografische Kenmerken van de deelnemers, uitgesplitst naar Beroep. 

  N
Beroep Landmeetkundige  Leraar Operatieassistent A-verpleegkundige Verpleegkundige Zorgcoördinator Praktijkondersteuner Laborant Overig819658239871918325


Demografische Kenmerken van de deelnemers, uitgesplitst naar Opleidingsniveau. 

  N
Opleidingsniveau Mavo Vmbo Havo Vwo LTS LBO MBO  331 23465150849 

Referenties

Costa Jr., P. T., & McCrae, R. R. (1995). Domains and Facets: Hierarchical Personality Assessment Using the Revised NEO Personality Inventory. Journal of Personality Assessment, 64(1), 21-50. doi:10.1207/s15327752jpa6401_2

Cranston, S., & Keller, S. (2013, January). Increasing the ‘meaning quotient’ of work. Retrieved from http://www.mckinsey.com/business-functions/organization/our-insights/increasing-the-meaning-quotient-of-work

Csikszentmihalyi, M. (1997). Flow and creativity. NAMTA Journal, 22(2), 60-97.

Csikszentmihalyi, M. (2008). Creativity: Flow and the psychology of discovery and invention(5th ed.). New York: HarperCollinsPublishers.

Dweck, C. S. (2006). Mindset: The new psychology of success. New York: Random House. 

Elmore, K. (2016). Encouraging growth mindsets. ACT for Youth Center of Excellence. Retrieved from http://actforyouth.net/resources/pm/pm_encourage-mindset_0516.pdf

Gompertz, W. (2016). Denk als een kunstenaar: Iedereen kan creatief en inspirerend zijn. Amsterdam: Meulenhoff.